Deze module geeft wat achtergrond over theater. Dit kan je helpen om jullie toneelstuk en de manier waarop je die opvoert in perspectief te plaatsen. Het helpt je ook om terminologie in het theater beter te begrijpen en je kan steunen bij de analyse in de recensie over de voorstelling waar je zelf naartoe gaat.
Deel 1. Theatergeschiedenis
Oorsprong Er is geen exact moment in de geschiedenis waarvan we kunnen zeggen dat theater begonnen is. We weten echter wel dat theater zoals we dat vandaag de dag kennen voortkomt uit voornamelijk religieuze rituelen van verschillende samenlevingen en culturen over de hele wereld, uit legendes, mythen en andere volksverhalen, en uit het gebruik van dans en muziek als medium voor de expressie van gevoelens en ideeën. Langzaam smolten deze rituelen en het vertellen van verhalen samen tot de kunstvorm die we theater noemen. Westers theater Deze zeer beknopte theatergeschiedenis zal vooral gericht zijn op de ontwikkeling van theater in de westerse wereld. Theater van de Oude Grieken en Romeinen (c. 500 BC. – c. 500 AC) De wortels van het westerse theater zijn voornamelijk terug te herleiden tot de oude Grieken en later de Romeinen. In hun amfitheaters begonnen ze hun mythen en volkslegenden op te voeren, die meestal van religieuze of filosofische aard waren. Aristoteles was de eerste om over theater te schrijven in zijn beroemde essay de Poëtica. Hij deelde theater in in tragedies, of toneelstukken met een dramatisch einde, door Aristoteles als de superieure vorm van theater gezien, en de komedie, toneelstukken die goed eindigen. Voorbeelden van oude Griekse tragedies zijn Oedipus en Antigone van Sophocles en Medea van Euripides. Veel van deze tragedies worden nog steeds opgevoerd. De theatertraditie werd later door de Romeinen voortgezet. Veel van hun toneelstukken waren gebaseerd op voormalige Griekse tragedies. Een voorbeeld is Phaedra van Seneca. |
Theater in de Middeleeuwen (c. 500 – c. 1500)
In de Middeleeuwen bestond theater meestal uit toneelstukken opgevoerd door reizende theatergroepen of door de Kerk. De Kerk voerde gewoonlijk liturgische drama's of mysteriespelen op: theater bedoeld om bijbelse verhalen na te spelen. Voorbeelden zijn de kruisiging van Jezus of het verhaal van Mozes of andere heiligen. Vergelijkbare toneelstukken werden ook opgevoerd door reizende theatergroepen. Ook tableau vivants werden erg beroemd. Een 'tableau vivant' is Frans voor 'levend beeld' en bestaat uit een groep mensen, soms acteurs, die in één pose iets stilzwijgend uitbeelden. De groep vormt in wezen een levend beeld. Vaak konden bezoekers langs een reeks tableau vivants lopen, die samen een verhaal uitbeeldden. Ook reizende theatergroepen maakten theater, van het soort dat tegenwoordig als slapstickkomedie of burlesque zou worden beschouwd. Daarnaast ontstond rond 1400 het zogenaamde Moraliteitsspel: een vorm van theater waarin de personages de zonden en deugden van de mens symboliseerden, ook wel allegorieën genoemd. Een beroemd vroeg-Engels moraalspel is Everyman, in de Nederlandse literatuur bekend als Elckerlijc. Een ander Nederlands voorbeeld is Vanden Vos Reynaerde. Soms werden deze reizende theatergroepen aangesteld aan het hof van een koning of rijke landheer. Ze speelden dan uitsluitend voor deze persoon in ruil voor een verblijfplaats en een vast inkomen. Deze ontwikkeling zou de basis leggen voor de eerste theatergroepen. Elizabethaans en Frans theater (c. 1500- c. 1700) In het begin van de 16e eeuw, tijdens de Italiaanse Renaissance, ontstond de Commedia dell'Arte, een vorm van geïmproviseerd theater waarin zowel komische als serieuzere elementen werden gebruikt. Er werd gebruik gemaakt van maskers en poppen en de personages waren vaak dezelfde en direct herkenbaar, zoals de Nederlandse Jan Klaassen. Commedia dell'Arte is een belangrijke inspiratiebron geweest voor toneelschrijvers als Shakespeare. |
Shakespeare was een toneelschrijver tijdens het bewind van koningin Elizabeth I. Deze koningin regeerde zo lang dat de periode 1550-1610 nog steeds naar haar vernoemd is: het Elizabethaanse tijdperk. Dit was een soort gouden eeuw voor het Engelse theater, vooral dankzij William Shakespeare. Shakespeare schreef komedies en tragedies, vaak met verwijzingen naar de Griekse en Romeinse tradities. Daarnaast schreef hij zogenaamde historiestukken, waarin hij het leven van een koning uitbeeldde en dramatiseerde. Enkele van zijn bekendste stukken zijn Hamlet, Macbeth, Romeo en Julia, Een Midzomernachtsdroom, De Storm, Othello, De Feeks en Koning Lear.
Hoewel theater steeds populairder werd, werd het tegelijkertijd ook steeds meer beschouwd als een zondige en lage vorm van entertainment. Religieuze groeperingen waren van mening dat theater in strijd was met de normen en waarden van religie en de Bijbel, en geloofden dat theater tot zondig gedrag leidde. De puriteinen slaagden er bijvoorbeeld in om Shakespeare en zijn groep acteurs uit de stad Londen te verbannen: ze moesten hun theater herbouwen aan de andere kant van de Theems, dat toen nog buiten de stadsmuren lag. Ook zorgden ze ervoor dat vrouwen niet in het publiek of op het podium mochten komen (vrouwelijke rollen werden meestal gespeeld door jonge mannen).
Het Franse baroktheater uit dezelfde tijd had ook een grote invloed op het hedendaagse theater. Deze klassieke stroming leek veel op het theater van Shakespeare, maar nam de regels van de oude Grieken, vooral in de vorm van de Poëtica van Aristoteles, nog serieuzer over. De bekendste Franse toneelschrijvers uit deze periode waren Molière en Racin.
Hoewel theater steeds populairder werd, werd het tegelijkertijd ook steeds meer beschouwd als een zondige en lage vorm van entertainment. Religieuze groeperingen waren van mening dat theater in strijd was met de normen en waarden van religie en de Bijbel, en geloofden dat theater tot zondig gedrag leidde. De puriteinen slaagden er bijvoorbeeld in om Shakespeare en zijn groep acteurs uit de stad Londen te verbannen: ze moesten hun theater herbouwen aan de andere kant van de Theems, dat toen nog buiten de stadsmuren lag. Ook zorgden ze ervoor dat vrouwen niet in het publiek of op het podium mochten komen (vrouwelijke rollen werden meestal gespeeld door jonge mannen).
Het Franse baroktheater uit dezelfde tijd had ook een grote invloed op het hedendaagse theater. Deze klassieke stroming leek veel op het theater van Shakespeare, maar nam de regels van de oude Grieken, vooral in de vorm van de Poëtica van Aristoteles, nog serieuzer over. De bekendste Franse toneelschrijvers uit deze periode waren Molière en Racin.
Op weg naar de twintigste eeuw (c. 1700- c. 1900)
Lange tijd stond de ontwikkeling van het westerse theater stil. Er werd nog steeds theater opgevoerd, maar het bestond vooral uit heropvoeringen van bestaande klassieke werken zoals hierboven genoemd. De enige vorm van theater die groeide en steeds populairder werd, waren de opera en andere muzikale vormen. Rond 1850 namen realisme en naturalisme langzaam het podium in beslag. Theatermakers waren klaar met wat zij beschouwden als het 'overdreven' en onrealistische theater dat tot dan toe werd opgevoerd en wilden toneelstukken opvoeren die een betere weergave waren van de moderne samenleving. Ze wilden dat theater de sociale, politieke en economische realiteit en de worstelingen ervan in hun dagelijkse samenleving zou weerspiegelen. Een belangrijke kracht achter deze stroming binnen het westerse theater was de Noor Henrik Ibsen, die Een poppenhuis schreef, dat ging over het opgesloten leven van een vrouw in de negentiende eeuw. Zijn toneelstukken Spoken en Hedda Gabler onderzochten ook de politieke en sociaal-economische strijd van de samenleving. Zijn Russische tegenhanger was Anton Checkhovj, die onder meer De kersentuin schreef. De twintigste eeuw (c. 1900 tot nu) Gedurende de twintigste eeuw bleef de meer realistische vorm van theater waarmee Ibsen begonnen was populair. Theatermakers bleven de samenleving en diens problematiek weerspiegelen in hun toneelstukken. Zo zette de Spaanse toneelschrijver Federico Garcia Lorca Bloedbruiloft en Het huis van Bernarda Alba op toneel, waarin hij de ontberingen van het leven op het Spaanse platteland liet zien, voornamelijk door de ogen van vrouwen. Later schreef Tennessee Williams Tramlijn Begeerte (1947) over de culturele botsing tussen een man en vrouw uit twee heel verschillende lagen van de Amerikaanse samenleving. Tony Kushner werd een van de meest gevierde theaterschrijvers van de eeuw met zijn toneelstuk Angels in America (1991), een toneelstuk over homoseksualiteit dat voor het eerst probeerde een discussie over aids aan te gaan op het podium. Als een soort tegenbeweging tegen zoveel realisme werd de twintigste eeuw echter ook beroemd om zijn experimentele theater. De meest invloedrijke vormen van experimenteel theater en acteren waren het episch theater, de Stanislavski-methode en het postmoderne theater. Episch theater Het Episch theater, een beweging gestart door de Duitser Bertold Brecht, was een vorm van politiek theater die de vierde muur probeerde te doorbreken. De vierde muur is de term die wordt gebruikt voor de illusie die theater probeert te creëren: dat er tussen het podium en het publiek een onzichtbare muur bestaat die niet doorbroken kan worden. Wat op het podium gebeurt, gebeurt in een andere wereld en heeft niets met het publiek te maken. |
Brecht wilde van deze muur afkomen: hij wilde dat de politieke thema's van zijn toneelstukken echt tot hun recht zouden komen, en hij wilde dat het publiek begreep dat hij rechtstreeks tot hen sprak en hen vroeg in actie te komen. Brechts acteurs praatten bijvoorbeeld letterlijk met het publiek. Een van zijn bekendste toneelstukken was De Driestuiversopera (1928), waarin armoede en corruptie in de samenleving aan de orde kwamen.
De methode van Stanislavski
De Russische regisseur en acteur Stanislavski vond realisme in het theater net zo belangrijk als Brecht, maar op een heel andere manier: hij vond het van groot belang dat het publiek zou denken dat wat ze op het podium zagen gebeuren helemaal echt was. Hij had een grote hekel aan 'overdreven' acteren, zoals dat vandaag de dag nog steeds wordt gedaan in vooral musicals en opera's. Hij bedacht daarom een oefening voor acteurs, nu de Stanislavski-methode genoemd, die acteurs zou helpen om in hun personage te veranderen, tot het punt waarop ze feitelijk hun eigen identiteit achter zich zouden laten en echt hun personage zouden worden.
Een versie van deze methode werd later in de Verenigde Staten bekend in de vorm van 'method acting', dat tegenwoordig veel wordt toegepast op theaterscholen en in de filmindustrie, door acteurs als Jared Leto, Robert deNiro, Heath Ledger en Meryl Streep. Het is normaal geworden dat acteurs zich op een rol voorbereiden door bijvoorbeeld daadwerkelijk te leren (zwaard)vechten, mensen te volgen die in gevangenissen of ziekenhuizen werken, of zelfs veel aan te komen of af te vallen. Stanislavski zei later echter dat het nooit zijn bedoeling was geweest dat zijn methode zo ver zou worden doorgevoerd.
Postmodern theater
Postmodern theater is een overkoepelende term die wordt gebruikt om te verwijzen naar verschillende stromingen die er samen toe geleid hebben dat theater nu verder gaat dan het simpelweg opvoeren van een tekst op een podium. Er zullen twee personen en één algemene ontwikkeling worden beschreven om deze beweging verder te illustreren.
Binnen het postmoderne theater staat de Fransman Antonin Artaud centraal. Artaud ontwikkelde het theater van de wreedheid, waarin acteurs en publiek bijna gek moesten worden gemaakt om sterke emoties op te wekken. De acteurs moesten zich fysiek enorm inspannen en Artaud gebruikte veel licht- en geluidseffecten om op het publiek in te werken. Maar hoe heftig het theater van Artaud ook mag zijn geweest, het gebruik van licht, geluid en andere vormen van scenografie is sindsdien enorm gegroeid en is vandaag de dag niet meer weg te denken van het toneel.
Een andere centrale figuur in het postmoderne theaterlandschap is de Ier Samuel Beckett. Zijn toneelstukken, hoewel tekstueel, vertellen niet noodzakelijkerwijs een samenhangend verhaal, maar filosoferen doorgaans op nogal pessimistische wijze over het bestaan en de wereld. In tegenstelling tot Artaud was zijn toneelbeeld doorgaans zo leeg mogelijk en was er nauwelijks beweging op het podium. Zijn bekendste toneelstuk blijft Wachten op Godot (1952).
Tekst en het idee van een samenhangend verhaal in het algemeen werden steeds minder belangrijk. Sommige toneelstukken van vandaag gebruiken zelfs helemaal geen tekst, en steeds vaker werken regisseurs bijvoorbeeld met muziek of vanuit improvisatie.
De methode van Stanislavski
De Russische regisseur en acteur Stanislavski vond realisme in het theater net zo belangrijk als Brecht, maar op een heel andere manier: hij vond het van groot belang dat het publiek zou denken dat wat ze op het podium zagen gebeuren helemaal echt was. Hij had een grote hekel aan 'overdreven' acteren, zoals dat vandaag de dag nog steeds wordt gedaan in vooral musicals en opera's. Hij bedacht daarom een oefening voor acteurs, nu de Stanislavski-methode genoemd, die acteurs zou helpen om in hun personage te veranderen, tot het punt waarop ze feitelijk hun eigen identiteit achter zich zouden laten en echt hun personage zouden worden.
Een versie van deze methode werd later in de Verenigde Staten bekend in de vorm van 'method acting', dat tegenwoordig veel wordt toegepast op theaterscholen en in de filmindustrie, door acteurs als Jared Leto, Robert deNiro, Heath Ledger en Meryl Streep. Het is normaal geworden dat acteurs zich op een rol voorbereiden door bijvoorbeeld daadwerkelijk te leren (zwaard)vechten, mensen te volgen die in gevangenissen of ziekenhuizen werken, of zelfs veel aan te komen of af te vallen. Stanislavski zei later echter dat het nooit zijn bedoeling was geweest dat zijn methode zo ver zou worden doorgevoerd.
Postmodern theater
Postmodern theater is een overkoepelende term die wordt gebruikt om te verwijzen naar verschillende stromingen die er samen toe geleid hebben dat theater nu verder gaat dan het simpelweg opvoeren van een tekst op een podium. Er zullen twee personen en één algemene ontwikkeling worden beschreven om deze beweging verder te illustreren.
Binnen het postmoderne theater staat de Fransman Antonin Artaud centraal. Artaud ontwikkelde het theater van de wreedheid, waarin acteurs en publiek bijna gek moesten worden gemaakt om sterke emoties op te wekken. De acteurs moesten zich fysiek enorm inspannen en Artaud gebruikte veel licht- en geluidseffecten om op het publiek in te werken. Maar hoe heftig het theater van Artaud ook mag zijn geweest, het gebruik van licht, geluid en andere vormen van scenografie is sindsdien enorm gegroeid en is vandaag de dag niet meer weg te denken van het toneel.
Een andere centrale figuur in het postmoderne theaterlandschap is de Ier Samuel Beckett. Zijn toneelstukken, hoewel tekstueel, vertellen niet noodzakelijkerwijs een samenhangend verhaal, maar filosoferen doorgaans op nogal pessimistische wijze over het bestaan en de wereld. In tegenstelling tot Artaud was zijn toneelbeeld doorgaans zo leeg mogelijk en was er nauwelijks beweging op het podium. Zijn bekendste toneelstuk blijft Wachten op Godot (1952).
Tekst en het idee van een samenhangend verhaal in het algemeen werden steeds minder belangrijk. Sommige toneelstukken van vandaag gebruiken zelfs helemaal geen tekst, en steeds vaker werken regisseurs bijvoorbeeld met muziek of vanuit improvisatie.
Deel 2. Theateranalyse
Als je een toneelstuk analyseert, beschrijf je doorgaans wat je op het toneel ziet. Vervolgens probeer je betekenis te verbinden aan wat je hebt gezien. Het volgende deel van deze module beschrijft de elementen van een theaterstuk die belangrijk zijn om mee te nemen in je analyse. Dit kan je ook helpen bij het schrijven van je recensie. Bij elk element dat genoemd werd, staan een aantal vragen die je als leidraad kan gebruiken om na te denken over een voorstelling. LET OP: deze analyse beperkt zicht tot theater, maar is ook deels toepasbaar op dans en muziek.
1. De tekst A. Achtergrond van de tekst Bepaal wat voor soort toneelstuk het is: 1. Een toneelstuk gebaseerd op een bestaande tekst.
|
2. Een toneelstuk gebaseerd op een nieuwe tekst die specifiek voor een voorstelling geschreven is.
Om teksten te begrijpen en te analyseren is het altijd handig om te denken aan de vorige module over theatergeschiedenis.
B. Verhaallijn
Een toneelstuk heeft meestal een verhaallijn die lijkt op die van romans. Zie de verhaallijn afgebeeld in afbeelding 8. Je kunt deze verhaalboog gebruiken om het verhaal beter te begrijpen.
- Waar gaat het stuk over, en wat zijn de belangrijke thema?
- Kun je achtergrondinformatie vinden over de visie van de makers op dit stuk?
- Waar gaat het stuk over, en wat zijn de belangrijke thema?
- Kun je achtergrondinformatie vinden over de visie van de makers op dit stuk?
Om teksten te begrijpen en te analyseren is het altijd handig om te denken aan de vorige module over theatergeschiedenis.
B. Verhaallijn
Een toneelstuk heeft meestal een verhaallijn die lijkt op die van romans. Zie de verhaallijn afgebeeld in afbeelding 8. Je kunt deze verhaalboog gebruiken om het verhaal beter te begrijpen.
BOX 1. SOORTEN THEATERS
De meest gebruikte fysieke vormen van theater vandaag de dag zijn het prosceniumpodium en het black box-theater. Een prosceniumpodium (zie afbeelding 8) is een naam voor een traditioneel podium, waarop spelers acteren vanaf een iets verhoogd podium, waardoor de indruk wordt gewekt dat het publiek naar hen kijkt alsof ze door een kijkdoos kijken. Een black box-theater heeft een flexibelere indeling, waarbij de acteurs doorgaans op een vlakke vloer spelen, terwijl het publiek zich op gelijke hoogte bevindt of op de acteurs neerkijkt, en hen op verschillende manieren kan omringen (zie afbeelding 9). Het theater is doorgaans zwart geschilderd, waardoor de indruk ontstaat dat het stuk zich in een zwarte doos afspeelt. |
2. Mise-en-scène
Mise-en-scène is een woord dat zowel in theater als in film wordt gebruikt. In het theater verwijst het naar de elementen die worden gebruikt om de tekst op het podium op te voeren, en de manier waarop deze samenwerken. Elementen van de mise-en-scène waar je aan kan denken in je analyse zijn de locatie van de uitvoering, de scenografie, de acteurs, het geluid en de snelheid van het stuk als geheel. A. Plaats van uitvoering
B. Scenografie Een onderdeel van de mise-en-scène is de scenografie, oftewel alle visuele beelden op het podium, zoals decor en kleur. Vraag jezelf af:
C. Acteurs
|
D. Geluid
E. Snelheid
|
BOX 2. SOORTEN GELUID
Geluid in zowel films als op het podium kan twee bronnen hebben: diëgetisch of extradiëgetisch. Diëgetisch geluid is geluid dat deel uitmaakt van de fictieve wereld. De personages kunnen het geluid ook horen: bijvoorbeeld andere personages die met elkaar praten, de radio aanzetten, op de deur kloppen, enzovoort. Extradiëgetisch geluid is geluid dat het publiek kan horen, maar de personages niet. Het kan bijvoorbeeld gaan om een voice-over of achtergrondmuziek die de personages zelf niet horen. Soms kan een maker spelen met het verschil tussen dit soort geluiden, bijvoorbeeld door muziek te spelen die achtergrondmuziek lijkt, totdat we ontdekken dat het eigenlijk een personage is dat het speelt. |
Belangrijk bij elke analyse is dat je niet simpelweg de verschillende elementen noemt die je ziet, maar ook uitlegt wat het effect in de show als geheel is, en wat volgens jou het (beoogde) effect op het publiek is, of wat jij denkt dat de maker ermee bedoelde. Geen enkele analyse heeft betekenis als het slechts een samenvatting van elementen is.
Bronvermelding
“Outline for an analysis of a theatrical production”. Valencia: Universiteit van Valencia, g.d. Geraadpleegd via https://www.uv.es/tronch/stu/OutlineAnalysTheatrProd.html
Pavis, Patrice. Dictionnaire du théâtre: termes et concepts de l'analyse théâtral. Parijs: Editions Sociales, 1980.
Zarrilli, Phillip B. et. al. Theatre Histories: An Introduction. 2nd ed. New York en Londen: Routlegde, 2013.
Pictures
https://www.tripadvisor.com/LocationPhotoDirectLink-g297992-d554904-i191498844-Amphitheatre-Pamukkale.html
https://www.geheugenvannederland.nl/nl/geheugen/view?identifier=SFA03%3ASFA022826561
http://www.shakespearesglobe.com/your-visit/access/visiting-the-theatre
https://london.city-tour.com/en/what-to-see-london/theatre/shakespeare-globe-theatre
https://4thwalldramaturgy.byu.edu/brechtian-a-clarification
https://www.rebornmasculinity.com/waiting-for-godot/
http://edsblogterm3.blogspot.com/2016/02/lesson-2-antonin-artaud-in-this-lesson.html
https://www.apactix.com/venues/detail/gateway-theatre-black-box
https://nl.pinterest.com/pin/689684130404850494/?lp=true
https://www.britannica.com/art/proscenium
https://www.teacherspayteachers.com/Product/Story-Arc-Graphic-Organizers-2918085
Bronvermelding
“Outline for an analysis of a theatrical production”. Valencia: Universiteit van Valencia, g.d. Geraadpleegd via https://www.uv.es/tronch/stu/OutlineAnalysTheatrProd.html
Pavis, Patrice. Dictionnaire du théâtre: termes et concepts de l'analyse théâtral. Parijs: Editions Sociales, 1980.
Zarrilli, Phillip B. et. al. Theatre Histories: An Introduction. 2nd ed. New York en Londen: Routlegde, 2013.
Pictures
https://www.tripadvisor.com/LocationPhotoDirectLink-g297992-d554904-i191498844-Amphitheatre-Pamukkale.html
https://www.geheugenvannederland.nl/nl/geheugen/view?identifier=SFA03%3ASFA022826561
http://www.shakespearesglobe.com/your-visit/access/visiting-the-theatre
https://london.city-tour.com/en/what-to-see-london/theatre/shakespeare-globe-theatre
https://4thwalldramaturgy.byu.edu/brechtian-a-clarification
https://www.rebornmasculinity.com/waiting-for-godot/
http://edsblogterm3.blogspot.com/2016/02/lesson-2-antonin-artaud-in-this-lesson.html
https://www.apactix.com/venues/detail/gateway-theatre-black-box
https://nl.pinterest.com/pin/689684130404850494/?lp=true
https://www.britannica.com/art/proscenium
https://www.teacherspayteachers.com/Product/Story-Arc-Graphic-Organizers-2918085